De Pion een maatje te groot voor RSG C

Hoewel de uitslag ½ – 3½  iets anders doet vermoeden, toch heeft RSG dapper weerstand geboden. Op bord 1 had Martijn Verbeek een zware avond tegen Rogier van Loon. Rogier met wit had een thematisch minderheidsaanval op de damevleugel. Martijn kon geen tegenspel creëren en gaf zich gewonnen nadat enkele pionnen verloren gingen. Bart van Oosterhout stond een pion achter, maar mocht nog hopen op een remise. Onder tijdsdruk kon Bart er helaas geen halfje uithalen tegen Henk Wennekes. Erik van Loon schotelde Marvin Jacobs een “Maroczy Bind” voor. Erik had steeds een voordeeltje, maar kon toch pas laat in het eindspel het volle punt bijschrijven. Aan Johan Goorden de taak om de eer te redden. Tegen Carlo Rens is dit geen gemakkelijke opgave. Het was een erg boeiende partij. Eerst offerde Carlo een pion voor actief spel. Johan offerde daarna de kwaliteit…

Remise. Wit staat beter (gewonnen?), maar de accu was helemaal leeg en ook de tijd (minder dan 5 minuten) hielp niet om er nog eens rustig voor te gaan zitten.

 

 

One thought on “De Pion een maatje te groot voor RSG C

  1. admin

    Rogier van Loon heeft een prachtig verslag geschreven op de website van de Pion:
    http://depion.nl/senioren/extern/avondcompetitie/4626-de-pion-a-rond-4-avondcompetitie

    De vierde ronde van de avondcompetitie bracht het avond-quadrupel op maandag 7 december in café De Veestallen in Roosendaal. Oftewel café Boonen – tot voor kort.

    Vanaf 1930 verkreeg de familie Boonen eigenaarschap van het pand. Daarbij hoorde een aanzienlijk stuk grond, dat werd gebruikt voor opstal van vee (paarden, koeien en schapen). Familie Boonen was dan ook vrij actief in de veehandel, naast het runnen van het café. Van lieverlee trok het café ook andere activiteiten aan. In 1932 werd het land een thuis voor een voetbalverenigingen en ook andere verenigingsverbanden kwamen naar De Veestallen om hun activiteiten te organiseren. Een kaartclub, een spaarkas. In 1937 werd het café uitgebouwd; er werd een vergaderzaal annex feestzaal aangebouwd.
    Na de oorlog nam de industrialisatie een hoge vlucht. Ook in de landbouw was dit merkbaar en daardoor kwamen de stallen vaker leeg te staan. Het vee week voor andere activiteiten zoals motorcross wedstrijden.
    Inmiddels groeide de stad Roosendaal gestaag door. Roosendaal West werd uit de grond gestampt en het spoor werd verder ontwikkeld. Hierdoor werd het land rondom De Veestallen onteigend. Het café bleef echter een centraal punt. Ondernemers verenigingen, sociale verenigingen (een vogelclub), noem maar op.
    In 2005 overleed Jef Boonen en kwam het café in handen van de Roosendaalse BVR groep. Direct hierop werd het café gerenoveerd, en kreeg het zijn huidige look & feel.

    In dit bruine café nam het quadrupel positie achter de Staunton stukken. Staunton stukken zijn schaakstukken, ontworpen door Nathaniel Cook en zijn vernoemd naar de Britse schaker Howard Staunton. FIDE schrijft voor dat stukken van dit model (bij benadering) worden gebruikt bij competitieverbanden. In 1849 werden de stukken voor het eerst verbruikt en na een paar jaar al werden ze algemeen gebruikt.
    Kenmerkend voor de Staunton stukken zijn de volgende uiterlijke eigenschappen. Koning: draagt een kruis. Dame: even hoog als de koning, draagt een kroon van parels. Toren: uitgeholde bovenzijde, kantelen uitgespaard. Loper: een schuin ingezaagde uitsparing, gelijkend naar de mijter van een bisschop. Paard: met een paardenkop. Gezien de assymetrische vorm boven het voetstuk kan dit stuk niet op een draaibank worden vervaardigd. Hierdoor was het voorheen het duurste stuk om te produceren. Pion: bol boven de kraag.

    Rond kwart over acht ’s avonds werden de DGT klokken geactiveerd. In schaken is de klok een kritiek stuk equipment. Elke speler heeft een voorafbepaalde hoeveelheid tijd, waarin hij een tevens vooraf bepaalde hoeveelheid zetten moet uitvoeren. Lukt dit niet, dan is de partij verloren. Met de intrede van de digitale klokken (DGT = digital game technology) konden er meerdere varianten van tijdsverbruik worden geïntroduceerd, zoals bijvoorbeeld het spelen met een time increment per zet.
    De eerste DGT klok kwam al in 1985 op de markt. Destijds in privé gebouwd door Ben Bulsink, student aan de TU Twente. Ondanks de grote vooruitgang qua precisie zijn er slecht 60 van deze klok vervaardigd. Wegens te hoge productiekosten is hij nooit in brede kring gebruikt.
    In 1993 ging FIDE met DGT Projects een samenwerkingsverband aan, om de “officiële FIDE schaakklok” te produceren. Dit leidde in 1994 tot de eerste massaproduceerbare DGT klok, die in totaal 12 verschillende speeltijden kende. Eind 90er jaren werd deze klok vervangen door de DGT2000.
    Deze klok wordt nog steeds veel in clubverband en toernooiverband teruggevonden.
    Tussen de DGT2000 en heden zitten een aantal upgrades en varianten. De bekendste daarvan is de DGT2010 die ook door FIDE status werd toegewezen als “officiële FIDE schaakklok”, en de opvolger van de DGT2000.

    Vier borden zagen vier verschillende openingen. In bord volgorde kwamen er op het bord: een ruilvariant van het damegambiet, een assymmetrische Engels, een Siciliaan, en een hoofd(ruil)variant van de Caro Kann.
    Eén van de oudste geannoteerde openingen is de Ruy-Lopez, ook wel bekend als Spaans (1. e4,e5 2. Pf3,Pc6 3. Lb5). Ondanks dat Luis Ramirez de Sanchez in 1497 al analyses van openingszetten in zijn boek opnam, vond de eerste theoretische uiteenzetting plaats in het opschrift van Ruy López de Segura in 1561. Pas vanaf 1840 werd openingskennis systematisch benaderd. Door de ongecontroleerde opkomst van openingskennis in het schaakspel, is er geen systematische nomenclatuur geïntroduceerd voor de openingen. Meest gebruikt zijn namen van gebieden of landen (Spaans, Italiaans, Schots, Russisch, Siciliaans, etc), of van personen: bedenkers of spelers die de opening veelvuldig speelden in het beginstadium (Bird’s, Caro-Kann, Aljechin’s, Réti, etc).

    In de openingsfase werden er op bord 1 en 4 al meteen wat zaken duidelijk. Om met bord 4 te beginnen. Henk speelde met zwart zijn geliefde Caro-Kann en kreeg de hoofdvariant voorgeschoteld. De zwarte witveldige loper werd op g6 gesposteerd. Wit verzuimde hier echter h4-h5 te spelen. Dit is nodig om de koningsvleugel van zwart vast te leggen, maar het nadeel is dat op de lange termijn de pion op h5 een zwakte kan zijn. Het gaf Henk echter wel wat extra ruimte. Door zijn activiteit kon hij een pion winnen. Hierna speelde hij echter niet de meest accurate zetten en zijn tegenstander kreeg een kans om de pion terug te winnen, maar zag deze jammerlijk over het hoofd. Zodoende ging Henk met een pion meer door het middenspel richting het eindspel.

    In het schaken is het vaak niet te duiden wanneer het middenspel eindigt en het eindspel begint. Er is geen positie of combinatie van stukken waarvoor dit standaard geldt. Toch wordt er in schaken vaak verwezen naar het eindspel als een bepaalde fase van een partij. Kenmerkende eigenschappen van het eindspel zijn: het aantal stukken (dame, torens, lopers, paarden) is gedecimeerd. Een eindspel kan zowel met zware stukken en/of lichte stukken zijn, of zonder stukken. De rol van de pionnen neemt toe. Een veel gevolgde strategie in het eindspel is tot promotie brengen van een pion. Ook de rol van de koning verandert. In het middenspel wordt de koning veiliggesteld achter pionnen en ondersteund door stukken. In het eindspel wordt de koning actiever en naarmate meer stukken worden geruild, zal de koning naar een centralere plek op het schaakbord worden gebracht.

    Op bord 1 kwam de ruilvariant van het damegambiet op het bord. Martijn heeft dit de laatste tijd niet vaak gespeeld en moest al vroeg improviseren. Dit deed hij door zijn dame op a5 te posteren, daarmee het witte paard op c3 pennende. Het nadeel van dat veld is dat het echter een aanvalsdoel biedt voor de opstotende b-pion, die een centrale rol speelt in wit’s minoriteitsaanval. Hierdoor zou zwart belangrijk tempo verliezen in de overgang naar het middenspel.
    Schaken heeft vele denkbeeldige overeenkomsten met de krijgscultuur op historische slagvelden. Het verlies van tempo heeft een duidelijk verband met de ontwikkeling van de blitzkrieg tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het uitgangspunt hiervan is om de tegenstander te overrompelen, zodat er geen kans is om te reageren of te (re-)organiseren. In het schaken is het niet anders. Als een stuk wordt aangevallen en moet wijken, dan moet er een zet worden verbruikt, om dat stuk in veiligheid te brengen. Daarmee kan één zet lang de uitbedachte strategie niet worden uitgevoerd. En sterker nog – in het geval dat het aangevallen stuk een rol in de strategie speelde, zou deze strategie zelfs schade kunnen oplopen, omdat het stuk de toegewezen rol nu niet meer vanaf het bedoelde veld kan uitoefenen, en op het nieuwe veld wellicht zelfs niet meer in de strategie meewerkt.

    Op bord 2 kreeg Carlo een English a-symmetrical door Johan voorgeschoteld. Carlo stelde zijn stukken op alsof het een Konings Indisch was. Johan was er snel bij op de damevleugel en pakte de nodige ruimte, met een sluimerende loper op g2. Na wit’s b5 posteerde Carlo zijn paard op a5 (een open lijn), wat een nogal committal besluit leek te zijn.

    Bord 3 was het minst duidelijk. Op het eerste gezicht had Eric zijn openingsdoelen wel bereikt. Een Siciliaan met toegang tot het veld d5 voor de lichte stukken, ondersteunde pionnen op c4 en e4, uitstellen van zwart’s uitbraak over de b-lijn. Maar met alle witte en zwarte lichte stukken op het centrum gericht, was het onduidelijk hoe het verder zou gaan.

    Het eerste resultaat viel op bord 1. Inderdaad verloor Martijn een tempo en de dame op a5 moest terug naar d8. Hierdoor kreeg wit tijd om de b-pion te laten doorstomen naar b5. Als wit het voor elkaar kan krijgen dat zwart een achtergebleven pion (aka hangpion) op c6 overhoudt, dan ziet het er zonnig uit in het eindspel. Het alternatief is dat zwart ruilt met cxb5, maar dan wordt de geïsoleerde pion op d5 zwak. Een lastige keuze dus. Martijn maakte het zichzelf nog lastiger door zijn paard van f6 naar h5 te spelen. Hiermee kwam dit paard voorlopig buitenspel te staan, terwijl hij naar e4 had gekund. Het einde liet niet lang meer op zich wachten, want na de ruil op b5 werd de d-pion inderdaad onhoudbaar. Er kwam geen compensatie en na nog een pionverlies en een instortende stelling hield Martijn het verder voor gezien.

    Het volgende resultaat viel niet veel langer daarna. Henk’s tegenstander had eerder verzuimd zijn pion terug te winnen. Na stukkenruil bleef er een dubbel-toren eindspel over, Henk had een vrije centrum pion meer. Het lukte Henk om de pion te laten opstomen en de blokkade van de witte torens op te heffen. Meteen gaf Bart op, de promotie was niet meer tegen te houden.
    De torens zijn qua hoogte de kleinste stukken van het bord. Echter in de echte wereld worden deze gebouwen terecht wolkenkrabbers genoemd; de hoogste torens ter wereld staan geregeld deels verborgen in het wolkendek. Bepalend voor de hoogte van een gebouw is de architectonische hoogte. In simpele bewoordingen: het gaat om het hoogste deel van de constructie van een gebouw, zendmasten of antennes worden hierin niet meegerekend. Momenteel is het hoogste gebouw ter wereld de Burj Khalifa in Dubai (VAE); zij meet 828m verticaal. Ter vergelijking, de nieuw gebouwde One World Trade Center op Ground Zero in New York is 541m hoog. De bekende Petronas Twin Towers in Kuala Lumpur (Maleisië) zijn 452m hoog en de Parijse Eiffeltoren is net hoger dan 300m. In Jeddah (Saudi-Arabië) wordt momenteel gewerkt aan de Kingdom Tower met een geplande hoogte van 1.000m. Het hoogste gebouw van Nederland is momenteel de Maastoren in Rotterdam met een hoogte van 165m. Opmerkelijk genoeg staan de 5 hoogste gebouwen van Nederland allemaal in Rotterdam. Amsterdam komt niet in de top 10 voor.

    Ondertussen vond Eric een manier om de druk op de zwarte stelling verder op te voeren. Hij kon een vervelende penning op zwart’s paard uitbuiten en dat leverde een kwaliteit op, ten koste van een pion. Het resterende eindspel was echter nog niet gewonnen. Sterker nog, naarmate de partij vorderde leek de remisemarge meer en meer binnen bereik te komen voor Marvin. Helaas deed een onoplettendheid hem pardoes de das om.
    De meeste dassen worden van wol vervaardigd. Wol is een natuurlijk product afkomstig van dierenharen (voornamelijk schapen). Het is een veerkrachtig materiaal, maar niet uitgesproken sterk. Eén van de sterkste natuurproducten is zijde. Zijde is een vloeibare substantie die wordt afgescheiden door insecten. Aanraking met lucht leidt tot stolling. Het bekendste zijde komt van de zijderups en in het algemeen veel spinnensoorten. De sterkst bekende zijdesoort is net zo sterk als gelegerd staal (echter wel 6x zo dun) en lijkt sterk op Kevlar (momenteel de sterkste syntetische vezel, wordt toegepast in kogelwerende vesten).

    Intussen was Carlo in de voorspelde problemen gekomen. Johan speelde sterk door het centrum en won een kleine kwaliteit (2 paarden tegen een toren). Beide spelers hadden een vrijpion op de centrumlijnen van het bord. Johan kon echter de opmars van de zwarte vrije vrij gemakkelijk afstoppen, terwijl Carlo een heel andere taak had tegen het wervelende paardenduo. Juist op het moment dat Johan naar de zevende rij kon opstomen onder dekking van zijn paarden, ging hij zettenherhaling aan. Carlo ontsnapte zo aan een vrij zekere nederlaag en kwam de eindstand ½-3½ voor het quadrupel op het bord.

    Quadrupel is een term die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de aanduiding van de (alcoholische) sterkte van bieren: dubbel / tripel / quadrupel. Ondanks de suggestie is een quadrupel niet 4x zo sterk als een normaal bier. Het uitgangspunt is dat een quadrupel sterker is dan een tripel en het alcoholgehalte varieert meest rondom de 10%. Alcohol is ook wel de aanwezigheid van ethanol in een vloeistof. Ook in natuurlijke fruitsappen bevindt zich alcohol, hoewel dat <0,1% is. Alcohol in bier ontstaat doordat gist wordt toegevoegd aan het bier. De gist organismen consumeren suikers in de vloeistof en produceren hierbij ethanol / alcohol.